Dal rüzgarı affetmiştir, ama kırılmıştır bir kere.
De tak heeft de wind vergeven, maar het was nu eenmaal al gebroken. |
Öküz altında buzağı aranmaz.
Een kalf zoek je niet onder een os. |
Kızını dövmeyen, dizini döver.
Iemand die zijn dochter(kızını)niet slaat, slaat zijn knie (dizini).
Als je je dochter niet goed opvoedt, heb je later spijt en sla je je uit vertwijfeling op je
knie. |
Havlayan köpek ısırmaz.
Blaffende honden, bijten niet. |
Vakitsiz öten horozun başını keserler.
Een haan die op ongepaste tijden kraait, onthoofd men. |
Yenilen pehlivan güreşe doymaz.
Een verliezende worstelaar, krijgt niet genoeg van het worstelen. |
Öfke ile kalkan zararla oturur. Iemand die met
woede opstaat, zal met schade gaan zitten. |
Eşek hoşaftan ne anlar (anlamaz). Een ezel beprijpt
niets van een fruit dessert. |
Ne ekersen, o'nu bicersin. Wat je zaait, zul je
oogsten. |
Bilmemek ayip değil, sormamak ayip. Het is geen schande
om het niet te weten, het is een schande om niet te vragen. |
Bekarlık sultanlıktır. Als vrijgezel, ben je als een
sultan. |
Sinek kücüktür, ama mide bulandırır. Een vlieg is klein,
maar kan je misselijk maken. |
Kuzguna yavrusu şahin görünür. Een kraai ziet zijn jong
als een valk. |
Iğneği kendine batır cuvaldizi başkasına. Steek de speld
in jezelf voordat je een grote naald in iemand anders steekt. |
Kurtlu baklanin kör alıcısı olur. Verdorven
bonen, zullen een blinde koper hebben. |
Sürüden ayrılan koyunu kurt kapar. Het schaap dat van de
kudde verwijdert, zal de wolf grijpen. |
Ateş düstüğü yeri yakar.Een vallende vonk zal de plaats waar
hij neervalt verbranden. |
Cabuk parlayan cabuk söner. Iemand die zich gauw
opwindt, zal ook gauw bedaren. |
Sakinilan göze cöp batar. Een zich beschermend oog, zal
door een takje gestoken worden. |
Insan yedisinde ne ise yetmisinde de odur. Wat
een mens op zijn 7ste is, is hij ook op zijn 70ste.
|
Ağac yas iken eğilir. Een boom is te buigen als hij nog
groen (jong) is. |
Terzi kendi söküğünü dikemezmiş. Firincinin cocuğu ac
dolaşirmiş. Een kleermaker kan zijn eigen gaten niet
naaien. Een bakkerskind loopt hongerig rond. |
Bir taşla iki kuş vurmak. Met 1 steen 2 vogels raken. |
Bir elin nesi var, iki elin sesi var. 1 hand heeft niets, 2 handen hebben geluid. |